MAINTENANCE IN DE KIJKER
Maintenance Magazine 152 – juni 2021
Industriële ontwikkeling in Congo
Buitengewone kansen voor Belgische maintenance sector

Belgische ondernemingen hebben nog steeds een goede kennis van de bestaande industriële infrastructuur in Congo. (Foto ITS)

De relance van onderhoudswerkplaatsen is belangrijk voor het herstel van bestaande industriële installaties. (Foto ITS)

Patrick Unga (ITS): “Onze totaalaanpak voor maintenance omvat de volledige levenscyclus van een machine of infrastructuur, vanaf de eerste installatie tot en met de uiteindelijke recyclage.” (Foto ITS)
PreviousNextVoor Belgische bedrijven die hun industriële onderhoudsactiviteiten op de Congolese markt willen ontwikkelen, zijn er buitengewone kansen. Ze hebben nog steeds een goede kennis van de Belgische infrastructuur in de Democratische Republiek Congo (DRC). Door van dit voordeel gebruik te maken, kunnen ze tegelijkertijd bijdragen aan duurzame oplossingen voor de ontwikkeling van het land.
Na meer dan vijftien jaar bij Acec in Zaïre te hebben gewerkt, richtte Joseph Unga in 1988 het bedrijf International Transformer Servicing (ITS) op in Kinshasa. Sinds 2012 leidt zijn zoon en opvolger, ingenieur Elektromechanica Patrick Unga, het bedrijf als managing director. ITS is actief in levering en dienstverlening (reparatie-, onderhouds- en adviesdiensten) in drie domeinen: elektrische machines en toebehoren voor de industrie, de spoorwegsector (locomotieven, rails en andere spoorweginfrastructuur) en transformatoren, met inbegrip van distributietransformatoren en vermogenstransformatoren (die het voltage van hoogspanningslijnen verlagen). Als gespecialiseerd bedrijf, met een grondige kennis van deze sectoren in de Democratische Republiek Congo en een uitgebreid netwerk van lokale contacten, biedt ITS haar diensten aan Belgische bedrijven en dienstverleners die hun industriële onderhoudsactiviteiten op de Congolese markt willen ontwikkelen. “Voor dit soort activiteiten zijn er buitengewone kansen in Congo”, legt Patrick Unga uit. “De toegevoegde waarde voor Belgische bedrijven ligt in het feit dat het grootste deel van de infrastructuur voor spoorwegen, elektriciteitsnetwerken en grote mijnbouw- en industriële installaties werd gebouwd door Belgische bedrijven. Dit is een troef voor Belgische ondernemingen die vandaag de dag nog steeds een goede kennis hebben van de bestaande industriële infrastructuur in de DRC.”
Besparen door onderhoud
“Vandaag dateren de meeste industriële infrastructuren en machines in Congo nog steeds uit de koloniale periode”, beklemtoont Patrick Unga. “Daarom is het noodzakelijk om een stand van zaken op te maken van hun huidige toestand om te kunnen bepalen wat aan vervanging toe is en wat onderhouden kan worden. Sommige buitenlandse bedrijven (met name Chinese, Indiase, Pakistaanse of Libanese) treden voornamelijk op als verkopers van nieuwe uitrusting die erg duur is. Maar veel Congolese bedrijven hebben niet de middelen om hun infrastructuur te vernieuwen. Om de industriële productie in de DRC nieuw leven in te blazen, is het daarom beter om de bestaande industriële machines en infrastructuur tegen lagere kosten te herstellen en te onderhouden”, vervolgt Unga. “Wij willen meewerken aan het herstel van de bestaande industriële complexen en de relance van de onderhoudswerkplaatsen in de mijnen, cementcentrales, elektriciteitsnetten, spoorwegen ...” Daarbij biedt ITS een totaalaanpak. “We houden rekening met de volledige levenscyclus van een machine of infrastructuur, vanaf de eerste installatie over de monitoring, preventie en onderhoud, tot en met de uiteindelijke recyclage. Preventieve interventies, zelfs terwijl de machines blijven werken, spelen een zeer belangrijke rol. Preventie draagt bij tot een stabiele productie, wat een belangrijke factor is voor de socio-economische ontwikkeling”, onderstreept Unga.
Nauwere samenwerking
“Voor de rehabilitatie van de bestaande infrastructuur en het verminderen van de import van nieuwe uitrusting is een intensievere samenwerking tussen de Belgische industriële onderhoudssector en de industriële bedrijven van de DRC een noodzaak”, onderstreept Unga. “Beroepsverenigingen voor de Belgische onderhoudssector dienen hun samenwerking te versterken met Belgische overheidsinstanties zoals Enabel (het Belgisch Ontwikkelingsagentschap), FIT (Flanders Investment & Trade), AWEX (Waals Agentschap voor Export en Buitenlandse Investeringen) en hub.brussels (het vroegere Brussels Invest & Export).” In dit verband voegt Unga er aan toe dat de vereniging ADA vzw (Africa Development and Future), waarvan hij afgevaardigd bestuurder is, de rol van accelerator zou kunnen spelen. ADA is een vereniging van bedrijven en experts die tot doel heeft projecten voor de rehabilitatie van Afrikaanse infrastructuur te identificeren. De realisatie van deze projecten vereist industriële partnerschappen die bedrijven in Afrika in beweging zetten om de productieve slagkracht van het continent te herstellen.
De strijd
Waar komt Unga’s opmerkelijke engagement vandaan? “Het is mijn uitdaging om de armoede te bestrijden door de productie-infrastructuur te beschermen. Op die manier wordt de relance van de Afrikaanse bedrijven gestimuleerd”, legt hij uit. Het feit dat de Belgische industrie vandaag zo sterk staat, is in hoge mate te danken aan het onderhoud van haar infrastructuur. Afrika heeft hetzelfde model nodig. We moeten dus ‘neen’ zeggen tegen de verspilling en ‘ja’ tegen de ‘win-win’ voor Belgische onderhoudsbedrijven en hun Afrikaanse partners.” Hij wijst er nog op dat inzake ontwikkelingssamenwerking de nadruk te vaak wordt gelegd op humanitaire bijstand. “Humanitaire hulp draagt echter niet bij tot structurele en duurzame oplossingen voor de ontwikkeling van een land. Wat Afrika nodig heeft is industriële ontwikkeling waarvan de Belgische bedrijven het peterschap zouden kunnen opnemen.”
Aandachtspunten
Met welke moeilijkheden en aandachtspunten moeten Belgische bedrijven rekening houden in Afrika? “De grootste uitdaging is het verschil in cultuur. In Afrika is meer geduld nodig, wat het tegenovergestelde is van het Westerse principe ‘tijd is geld’. Maar als we begrijpen dat iets meer tijd nemen doorgaans de kans biedt om de behoeften van de Afrikaanse partner te ontdekken en beter te begrijpen, zijn we op de goede weg.” Tot slot, hoe kan een Belgisch bedrijf de investeringsrisico’s verminderen in een land dat het niet zo goed kent? “Daarvoor kan het bedrijf een beroep doen op de diensten van gespecialiseerde verenigingen zoals ADA, Africa Rise (een Belgische organisatie die contacten tussen Europese ondernemers en hun Afrikaanse tegenhangers faciliteert) of de Belgisch-Congolees-Luxemburgse Kamer van Koophandel.”
Door Luc Franco