OMSLAGVERHAAL  
Maintenance Magazine 147 – maart 2020

‘Vergeten’ KB uit 2012 blijkt moeilijke bevalling. Bent u al in regel?

Toen in december 2012 het KB betreffende de minimale voorschriften inzake veiligheid van elektrische installaties op arbeidsplaatsen verscheen, leek er voor bedrijven nog zeeën van tijd, maximaal zes jaar voor uitzonderingsgevallen, om zich in regel te stellen. Een jaar na de allerlaatste deadline blijkt dat evenwel verre van het geval. Hoog tijd voor actie!

Door Sammy Soetaert

Vastomlijnde installatierichtlijnen, strenge Europese of nationale normen en kwalitatief opgeleid personeel: anno 2020 zijn de regels rond elektrische installaties (gelukkig) van zeer degelijke kwaliteit. In het verleden ging men vaak uit van ‘de regels van goed vakmanschap’. Elk installatiebedrijf of technische dienst bepaalde met andere woorden zelf de eigen standaarden om installaties als veilig te beschouwen. Dat leidde evenwel tot (veiligheids-)problemen die zich uitten in allerlei risico’s. Een vijftal voorbeelden:

De kennis om een adequate kabel-

berekening uit te voeren ontbrak vaak. Draadsecties werden weleens op basis van eigen aanvoelen, vuistregels en ervaring gekozen, maar die kennis bleek niet altijd even correct. Er is bijvoorbeeld de elektrische invloed van UPS-systemen, transfo’s en noodstroomgeneratoren waardoor de sectie verkeerd gekozen wordt.

  • Lange kabellengtes hebben dan weer een belangrijke invloed op de kortsluitstroom, waardoor smeltveiligheden en andere beveiligingen dreigen verkeerd gedimensioneerd te worden en aan- of afwezigheid van selectiviteit verkeerd ingeschat wordt.
  • Ook verkeerde beveiligingen in functie van het nettype zijn schering en inslag.
  • De risico’s op indirect contact of rechtstreekse aanraking werden verkeerd ingeschat.
  • Tot slot halen we ook de installatie aan van de beschermingsgeleiders. Vaak is onduidelijk hoe die meegetrokken zijn en hoe de schermen van de kabels mee verbonden werden.

Elektrische installaties veilig maken

Daarnaast was er het verschil tussen oude en nieuwe installaties (van voor 1981 voor semi-industriële installaties, voor 1983 voor industriële installaties). Uitbaters van ‘nieuwe’ installaties werden geacht de ‘stand der techniek’ te volgen bij het aanbrengen van wijzigingen aan hun elektrische installatie. Wijzigingen in het AREI hadden daarbij géén terugwerkende kracht. Enkel bij een aanzienlijke wijziging was dit vereist, maar wat een dergelijke wijziging exact inhield was dan weer weinig omschreven. Voor oudere installaties die dateren van voor het AREI-tijdperk was de situatie nog anders. Uitbaters van dergelijke installaties (en dat zijn er nogal wat) werden sinds 2008 geacht om een risicoanalyse uit te voeren en vervolgens de maatregelen uit te voeren die daaruit voortsproten, afgerond met de elektrische keuring en verplichte periodieke herkeuring. En daar knelde het schoentje vaak. Er werd geen risicoanalyse uitgevoerd en als het al gedaan werd, bleef de uitvoering van maatregelen vaak dode letter. Tot slot bleven de gevolgen van opmerkingen in de keuring weleens steken in het investeringsmoeras.

KB moest duidelijkheid scheppen

Het resultaat was dat er een duale situatie ontstond tussen oude en nieuwe installaties. Bovendien beschikten bedrijven vaak over beide types installaties. Maar wellicht nog belangrijker was dat er gevaarlijke situaties aanwezig waren in industriële installaties. Het K.B. van 4 december 2012 moest daar verandering in brengen, want vanaf dat moment moesten bedrijven alle elektrische installaties verplicht een risicobeoordeling laten ondergaan en vervolgens de preventiemaatregelen die daar uit voortkwamen uitvoeren. Ook moeten alle werkzaamheden aan de elektrische installatie bijgehouden worden en er moet een technisch dossier opgemaakt worden dat de elektrische installatie beschrijft. De praktische uitvoering verliep volgens volgend tijdsverloop:

  • De oude elektrische installaties moesten aan een eerste controle onderworpen worden die ten laatste plaatsvond op 1 januari 2014.
  • Voor elke elektrische installatie moest uiterlijk op 31 december 2014 de risicobeoordeling en oplijsting van de preventiemaatregelen achter de rug zijn.
  • Uiterlijk op 31 december 2016  moesten die maatregelen ook effectief uitgevoerd worden.
  • Die laatste termijn kon met twee jaar verlengd worden tot 31 december 2018 mits een gedetailleerd uitvoeringsplan en goedkeuring van de preventie-adviseur/veiligheidscomité.

Helaas …

In de realiteit blijken heel wat bedrijven nog niet in regel met het KB 2012, dat ondertussen opging in de Codex over het welzijn op het werk. Die integratie betekent evenwel niet dat het niet meer geldig is. Vaak zijn bedrijfsinstallaties zeer complex, met de aanwezigheid van meerdere types bronnen. In grote installaties hebben borden ook meerdere aankomsten, waardoor een variatie aan uitbatingsscenario’s mogelijk is. Daarnaast zijn er bijkomende installatiekenmerken (kabellengtes bijvoorbeeld) die meespelen in de bepaling van de risico’s. Met andere woorden: de installatie moet eerst grondig in kaart gebracht worden voor de risicobeoordeling op een correcte manier kan uitgevoerd worden. Voor veel technische diensten is dat de druppel die de emmer van de werkdruk doet overlopen, er is gewoon geen tijd om dat nog erbij te nemen.

AREI staat centraal

Het AREI is de handleiding waarmee de maatregelen uit de risicobeoordeling moeten worden uitgevoerd. Binnenkort komt er een compleet nieuw AREI in voege. In de loop der jaren kwamen er tientallen artikels bij en werden bestaande stukken keer op keer herschreven, aangepast of geamendeerd. Het resultaat is een onduidelijk kluwen met veel grijze zones, wat keer op keer leidde tot eindeloze discussies tussen de bedrijven en de keuringsinstanties. Die situatie wordt nu verholpen door de lancering van een compleet vernieuwd AREI. Dat is niet alleen sterk uitgebreid (van één boek naar drie, van 300 naar in totaal 700 pagina’s), het is ook meer op de leest van de bestaande Europese IEC-normen geschoeid. Het nieuw reglement treedt in werking vanaf 1 juni 2020. Wie zijn installatie nog moet conformeren aan het KB 2012, zou kunnen redeneren om die werken uit te stellen, om meteen te voldoen aan het nieuwe AREI. De keuringsinstanties zijn evenwel formeel: wie vandaag nog niet in regel is, is wettelijk niet in orde. Zij mogen nog niet keuren volgens het nieuwe AREI voor 1 juni. Er zijn weliswaar weinig zaken die technisch helemaal anders zijn, maar rond brandveiligheid zijn er wél enkele wijzigingen. Wie installaties heeft in lokalen die onder deze regelgeving vallen, loopt dus het risico dat bij de periodieke herkeuring zijn pas aangepaste installatie niet conform de nieuwe regels is maar dat mag dus geen reden zijn voor uitstel. Een uitbater heeft twee opties: ofwel zich in regel stellen met het nieuwe AREI , ofwel de voorschriften uit de lijst van afwijkingen van boek 1: onderafdeling 8.3.2.2. volgen.

Wat moet er in het elektrisch dossier?

Enkel een plan voorzien in de kast is verre van voldoende om conform het KB2012/Codex te werken. In totaal moeten zes formaliteiten vervuld worden. Merk op dat bij het ter perse gaan het oude AREI nog geldig is, bovenstaande geldt tot 1 juni. Na die datum zijn er voornamelijk op punt 5 en 6 lichte wijzigingen voorzien, waarbij bijvoorbeeld het concept ‘vitale stroombanen’ vervangen wordt door een opdeling in veiligheidsstroombanen (voor personen) en kritische stroombanen (economisch belangrijke installaties):

  1. Het bijhouden van de twee recentste AREI keuringen en het verslag van het eerste controle onderzoek (installaties vóór 1983) of de controle vóór indienststelling (installaties na 1983) volgens het AREI.
  2. Een lijst van werknemers met kwalificatie BA4 en BA5.
  3. Een instructielijst voor het gebruik, uitbating en werkzaamheden (zie art. 18 van het KB) met daarin ondermeer de EHBO voorschriften en instructies voor de werknemers.
  4. Een lijst met de delen van de installatie die niet voldoen aan het AREI
  5. Een ééndraadsschema dat volledig up-to-date is en waarop alle eigenschappen vermeld staan die het AREI vereist (kortsluitstromen, uitschakelcurves, kabeltypes, secties, plaatsingswijze … .
  6. Tot slot de kabel- en kortsluitstroomberekeningen, leidinglengtes, onderbrekingsvermogen en een lijst met de uitwendige invloeden en de vitale stroombanen (oude AREI).